Archive for 2006

Oud-leden vliegdag 2006

Sunday, October 1st, 2006

We wisten eigenlijk al hoe het zou verlopen, het begin van de oud ledendag van de GSA. Grotere auto’s, grotere buiken, minder haar en meer rimpels. Groot was dan ook de verbazing toen we elkaar na een jaar weer zagen. “Wat zie je er goed uit”, riepen we tegen elkaar. Woorden die je normaal alleen van je oudtante op een familiefeestje hoort. “Hoe is het?” vroeg iemand met echte interesse en bleef staan om het antwoord te horen. “Ik heb een huis gekocht” vertelde heer Pluim. En toen wisten we het zeker, we waren veranderd. Geen oud-studenten meer die alleen maar verlangden naar vroeger-toen-alles-beter-was-en-RL-nog-bij-de-DSA-vloog. Geen ergens-in-de-dertigers meer met wanhopige pogingen een studentikoze lo(o)k te combineren met welvaartswangen. Op het veld van Surwold had zich een groep Nieuwe Volwassenen verzameld.

Natuurlijk is zoiets wel even wennen. We waren dan ook blij dat enkele elementen niet waren veranderd. Meneer Sloot had nog steeds zijn vissersjas met handige zakken, meneer Gremmen liep nog steeds in stemmig zwart en meneer Gerritsen was nog steeds voor de koffie niet aanspreekbaar. En daarmee was het toch weer een echte GSA reünie. Het jaarlijkse feest kon beginnen.

IJverig begonnen we te kijken bij het monteren van de kisten. Deskundig trokken we onze Pelleboer blikken en deden voorspellingen over het weer. Tactisch zette we een stap naar achteren om niet als eerste aan de beurt te zijn. En even handig stapten we weer naar voren om voor de voorspelde regenbui te kunnen vliegen. Ook begonnen we snel met een belangrijke blik iets onduidelijks te doen zodra een landende kist in zicht kwam. Met de riante ophaal-Mercedes van de Duitsers was dit eigenlijk een loze actie, maar we deden het toch. Het voelde zo vertrouwd.

Een reünie zou geen reünie zijn zonder onverwachtse gasten. Meneer Dijkhuizen, die ons aller bewondering had geoogst om na zijn studie als tandarts in Engeland te gaan werken, kwam doodleuk het veld oprijden. “He zeg, hoe gaat het? Dag, ik ben Jeroen. Westerbaan? Zegt me wel iets ja, leuk je weer te zien.” Na deze ietwat ongemakkelijke introductie brak het ijs echter al snel. “Weet je nog in Frankrijk toen de bus niet meer in z’n één ging?” De ongeschreven regel om voor de borrel geen verhalen-over-vroeger te vertellen werd spontaan vergeten en een nieuwe regel was geboren. Zelfs voor de lunch-uit-een-oude-doos waren verhalen-uit-de-oude-doos welkom.

Traditioneel was het niet thermisch tijdens de reünie. En dat kwam goed uit. Zelfs met het bekende niet-moordende tempo van het Duitse startbedrijf maakten we allemaal nog twee mooie starts. Zonder morren betaalden we dan ook de kleine reünie-bijdrage aan Penningmeester Poppens die onze namen netjes op een groezelig papiertje noteerde. Later zouden ze nog naar Havenzicht gaan.

Ook traditioneel was het weer aan het einde van de dag. Trekbouten zoeken in de regen, wat hadden we het gemist. We verwonderden ons verder over de ingenieuze wijze waarop de prestatiekist in zijn trailer werd gezet, professioneel klemgezet met een kussen uit oma’s stoel. Deden wij dat ook al zo handig? Of was vroeger toch niet álles beter?

Voorgaande was niet de enige wijze les die we aan deze mooie dag mochten overhouden. Onverwachts brachten de Schnitzels Ohne Ende nog een inzicht. Waar de jonge generatie met volgestapelde borden van de rijk gevulde Schnitzel schalen terugkwam, hadden wij ons bordje bescheiden voorzien van één stukje vlees, twee lepels groente en een gepaste hoeveelheid friet. “Onthoudt dit”, sprak heer Pluim wijs, “wij waren vroeger ook zo maar tegenwoordig weten we dat er altijd genoeg is”. Hij zou gelijk krijgen, zelfs na vier ronden was de bodem van de schalen niet in zicht. We besloten deze les nooit meer te vergeten.

Het diner was om nog een andere reden bijzonder. We waren gepromoveerd van de achterafzaal naar het echte openbare restaurant waar echte gasten in pak en plooirok echt uit eten waren. Dit had natuurlijk wel wat consequenties. We mochten niet meer over de tafels lopen en bestellingen moesten netjes met “Bitte” worden afgerond. Na enig oefenen had vrijwel iedereen dit onder de knie. Toch konden we ons aan het einde van de avond niet inhouden en schalde het trotse GSA lied luid door de eetzaal. Volgend jaar weer onder een andere naam reserveren.

Elke reünie is bijzonder, maar deze was het in het bijzonder. We hadden wijze lessen geleerd. Nog volwassener dan de Nieuwe Volwassenen die we al waren vertrokken we naar Huis of Havenzicht. Ons vast voornemend volgend jaar nog meer oud leden te ronselen voor deze unieke dag. Bij deze.

Ook dit jaar wil ik de huidige GSA bedanken voor het welkom op Surwold. Zonder hun inzet, gastvrijheid en kisten zou de reünie niet op ons vertrouwde veld hebben kunnen plaatsvinden. Tot slot bijzondere dank voor de organisatoren die er ook deze keer weer in geslaagd zijn ons een geweldige dag te bezorgen.

Nonie van der Munnik

Van de redactie: De volgende passages zijn om verschillende redenen geschrapt.

  • We speculeerden heftig over wie er al dan niet met partner zou komen. “Dat meen je niet, dat wil ik wel eens zien!”
  • Meneer Sloot: “Ik was helemaal verbaasd dat ik al mijn peuken om me heen moest opruimen. Zoiets bedenk je toch niet?”
  • Meneer Gremmen: “Kunnen jullie die roddel nog één keer herhalen, het filmpje heeft niet gelopen.”
  • Nonie: “Moet je hier niet ergens “Pozizjoon” oproepen?” Heer Pluim: “Mhah, nee. Dat lijkt me niet echt nodig.”
  • Meneer Gerritsen vanaf de tip, na een half uur vergeefs Ka-8 vleugels demonteren: “Als jullie in het vervolg nou eens op de stand van de vleugels letten gaat het wel in één keer goed. Ik heb dat ook moeten leren.”

Van de voorzitter – wie is er aan de beurt?

Sunday, October 1st, 2006

Van de voorzitter

Binnen de GSA wordt vaak gesproken over het vlootbeleid. Eindeloze vergaderingen en borrels kunnen probleemloos gevuld worden met discussies over het aantal tweezitters dat de GSA moet bezitten, of er een prestatievliegtuig (bij) moet komen en wanneer we gaan plastificeren. Dus het lijkt mij niet nuttig dat ik hier verder in ga op deze discussies. Ik wil het echter hebben over het beleid ten aanzien van het gebruik van de vloot, want aan een vloot die je niet gebruikt heb je weinig.

Mijn stelling is dat vliegtuigen gemaakt zijn om te vliegen. Logisch hoor ik U denken, maar de praktijk is toch vaak anders. Zo blijken er mensen te zijn, die denken dat vliegtuigen bedoeld zijn om te dienen als huisvesting voor muizen of dat een vliegtuig beter tot zijn recht komt op een infomarkt, dan in de lucht. Het moge duidelijk zijn dat men met deze mensen niet de discussie moet aangaan. Dat leidt alleen maar tot non-argumenten, zoals dat het vliegtuig beter niet ingezet kan worden vanwege het risico van een kraakje. Kortom we vliegen vandaag niet omdat we niet het risico willen lopen dat we morgen niet kunnen vliegen. Op het moment dat je een vliegtuig niet meer durft te gebruiken omdat het beschadigd kan raken, dan wordt het tijd om je te gaan richten op het bouwen van modelvliegtuigjes.

Het belangrijkste is dat als een vliegtuig luchtwaardig is, er mee gevlogen wordt. Wie er dan vliegt is punt twee. Van belang is dat je het elkaar moet gunnen. Als ik een ander zijn startje niet gun, dan zal hij mij mijn startje ook niet gunnen en blijven we allebei op de grond staan. Helaas zijn er altijd eenlingen die dit niet begrijpen en vinden dat ze altijd het recht hebben om een vliegtuig te claimen. Verder heb je de neurotische types, die alleen al bij de gedachte dat ze één seconde korter zullen vliegen dan een ander, een monoloog van een uur kunnen afsteken tegen de startleider. Voor zowel eenlingen als monologen geldt dat er geen interactie vereist is, of simpeler gezegd, gewoon negeren dus.
Sommige mensen denken dat je de starts eerlijk kunt verdelen door een ingewikkeld beurtensysteem bij te houden. Het eerste nadeel van een dergelijke beurtensysteem is dat men vliegers kweekt, die denken dat de hoogst mogelijke ambitie binnen het zweefvliegen het vliegen van een uurtje is. Het tweede nadeel vind ik dat de focus meestal ligt op het voorkomen dat iemand teveel vliegt. Ik vind dat je juist moet zorgen dat er niemand te weinig vliegt.

Met een zweefvliegtuig op de grond is het net als met een leeg bierglas: “Wie is er aan de beurt!”

Martijn Pluim